Adriaan Joosting en zijn neef Adriaan Boele maakten een reis naar Duitsland van 8 mei 1800 tot en met 12 juni 1800. Adriaan Boele hield een dagboek bij dat u hieronder kunt lezen.

Te zaamend een tour zijnden van 258 uuren

als van Amsterdam tot Amesvoort 7 uuren
van Amesvoort tot Voorthuijzen 3 uuren
van Voorth: tot Appeldooren 3 uuren
vandaar tot Deventer 3 uuren
vandaar tot Almelo 8 uuren
vandaar tot Ootmarsum 4 uuren
vandaar tot Lingen 8 uuren
vandaar tot Bentheim 6 uuren
vandaar tot Steinfurth 4 uuren
vandaar tot Munster 8 uuren
vandaar tot Glansdorf 7 uuren
vandaar tot Osnabrug 7 uuren
vandaar tot Ipenbuuren 6 uuren
vandaar tot Schafen 4 uuren
vandaar tot Lingen 4 uuren
vandaar tot Cloppenburg 12 uuren
vandaar tot Wieshausen 6 uuren
vandaar tot Breemen 6 uuren
vandaar tot Ottersberg 6 uuren
vandaar tot Rotenberg 4 uuren
vandaar tot Tostaede 6 uuren



vandaar tot Haarburg 6 uuren
vandaar tot Hamburg 2 uuren
vandaar tot Welle 4 uuren
vandaar tot Solten 6 uuren
vandaar tot Bergen 6 uuren
vandaar tot Salle 4 uuren
vandaar tot Schillslage 6 uuren
vandaar tot Hanover 6 uuren
vandaar op Neudorf 6 uuren
vandaar op Minden 8 uuren
vandaar op Soltsbergen 4 uuren
vandaar op Herford 6 uuren
vandaar op Bieleveld 2 uuren
vandaar op Halle 4 uuren
vandaar op Feltsmoeten 4 uuren
vandaar op Langerik 6 uuren
vandaar op Ipenbuuren 4 uuren
vandaar op Schafen 4 uuren
vandaar op Lingen 4 uuren
en van Lingen terug op Amsterdam 40 uuren

Maakt te zamen 258 uuren

Den 8sten Meij 1800

Van Amsterdam vertrokken met de nagtschuit op Utregt met 't alderaangenaamste weer, heldere maneschijn, zoodat het de gantse nagt zeer ligt was, geen windje aan de lugt. Wij kwamen ten half 11 aan de Voetangel en ten 1 uur aan de Nieuwensluis. Na dat wij wat eeten gebruikt hadden, gingen wij wat slapen in de roef die wij afgehuurd hadden. En ontwaakten met het aanbreeken van den dag, waartoe wij gewekt wierden door het aangenaam gezang der vogelen. En bijzonder door het slaan der nagtegalen die op die buitenplaatzen te Maarn & Breukelen zig in menigte lieten hooren. Ten half 5 kwamen wij te Utregt aan en wandelden de stad door tot buijten de Witte Vrouwen poort, daar de postwagen op Deventer afrijd. Wij ontbeeten daar best. En gingen toen op de postwagen in gezelschap van 2 Heere van Deventer, 1 van Rotterdam en van Van Gesschox van Amsterdam waarbij wij naderhand nog kreegen een representant, de schout van Olst.
Met gemelde wagen + 5 paarde bespannen na den wijde Biltstraat over, dat niet heel gemakkelijk ging over die steentjes over de Bild tot aan 't huijs ter Heijde dat daar zeer aangenaam lagd, in een zeer ruijm boschagtig groen, daar staken wij eens op & reede voorts na Amersfoord het welk een zeer aangenaame stad is. En het toen martdag zijnde zeer levendig was. Wij kwamen daar ten 9 uuren. Van daar reede wij naar Voorthuijzen al waar wij ten 12 uure aankwamen, waar s'middags open tafel is, en waar men van zegt dat de casteleijn tegen die tijd eens uijtkijkt of er meer als een wage komt. Zoo ja, dan geeft hij direct order, dat er nog maar een schepje water in de soepke toe moet gedaan worden, want dat er veel gasten komen, voorts is de bediening miserabel, baas & knegt loopen ieder om het hardst en als men wat ordonneerde en dan een keer of 6, dat herhaalt verloopt er een half uur verder dat men wat krijgt. Tenzij dat men zig contenteerd met die aangelengde soep, beneevens zoo wat ingelijden snijbonen met wat aardappelen die hier en daar zoo wat geschied scheenen.

Van deze plaats die s'middags ten 12 uuren door de menschen die met de postwagen die van Deventer en Utregt via versa zijnde nogal levendig is, vertrokken wij ten 1 uuren en kwamen ten 6 uuren te Appeldooren daar het uijtmuntend aangenaam is. En een zeer goede herberg, alwaar wij thee dronken en een half uurtje vertoefde. En van daar weder voortreeden tot dat wij eijndelijk door de vigilantie van de voerlieden ten half 11 te Deventer aankwaamen.

Dus ruijm 2 uuren laater als gewoonlijk. D'entree van Deventer is zeer schoon, langs een zeer breede laan, over een zogenaamde schipbrug die over den IJssel legd. En die s'winters daar van weg genoomen kan worden wanneer het water hoog is en het ijs daar op te veel aandrang maakt. Wij namen onze in trek te Deventer even binne de poort in 't logement de Volle Maan bij van Houten op. Een markt tegenover een grote kerk. Wij aten daar s'avonds en sliepen dien nagt op de voorkamer die 3 schuijfraamen breed is en dus een ruijm uitzigt heeft, dezelve was goed gemeubileerd. Na genooten rust ontbeeten wij s'morgens en hadden het plaisier van zeer veel boerenwagens te zien die ieder met onderscheidene waaren daar te markt kwaamen. Voorts is de weg van Utregt zeer aangenaam door dien er men veel door koornlanden rijd en bij Amersvoord veel tabak die daar groeijd. Maar voorts is het ook al meest onbebouwde heijden. Het aangenaame weder had ons dien dag op de postwagen vergezeld. Een aangenaame zonneschijn verzeld met een verkoelende wind.

Den 10den Meij

zijnde zaturdag vertrokken wij ten 9 uure met een toerwagentje van Deventer over den aangenaame Keijzersberg na een dorp genaamd Riese welk wel groot is maar de huijzen lang niet brilland. Van Riese reeden wij verder over Almeloo 't welke een zeer groot aanzienlijk dorp is waar in zeer net gebouwde huijzen staan. Een mooie kerk en een tooren heeft en voorts in een aangenaame landstreek lagd.

Van Almeloo reeden wij voort op Aalberg. Door zeer schoone bouwlanden, de huijzen zijn daar meest van riet aanelkanderen gevlogten en dan met kleij digt gemaakt, men vind er ook veele waterputten het welk zeer aangenaam is te zien. En waar men waarschijnlijk maar eenvoudige oprechtheid en braafheid bij de bewoners van die streeeken vind als in de zoogenaamde groote weereld die door schijnvermaaken verblind worden. Te Aalberg dronken wij een kopje thee in de openlugt zittende naast een waterput en een heerlijk gezigt hebbende in de aangenaame boschaanzien.

Van daar reeden wij verder voort na Ootmarsum en wierden onderwegen tegemoet gereeden door den heer en mevrouw Hubart welke ons allervriendelijkst en gul verwelkoomden in het open veld en met wien wij toen ten 7 uuren de poort der stad Ootmarsum inreeden. Deeze stad veel geleedende hebbende door zwaare inkwartiering zijn de huijzen en zoo vervallen. En men vinden langs de wegen in de stad die zindelijkheid niet welke wij in Holland gewoon zijn, booven alles is de kerk zoodaanig geruineerd dat men er weijnig zoo uijt geplonderd vinden zal. Al het houtwerk is er verbrand uijtgezonderd een enkel de gemeene bank maar voorts al de banken van den voormalige regeering. Het gantsche hek van 't choor verbrand waarvan men de teekenen van de vlam aan de pijlaren nog zien kan, de predikstoel was nog gelukkig voor dat het krijgsvolk er kwam uijt de kerk genomen en geborgen.

Wij logeerden te Ootmarsum bij den heer Hubart in een zeer groot huijs dat op Hollandsche wijze gebouwd is. Wij wierden door dien vrienden zeer gul en deftig onthaald. Wij logeerden daar met zeer veel genoegen, en de environs om de stad zijn er zeer schoon. Men heeft er een groot bosch van den drost. En een hertenkamp waar in wij 4 jongen herte zagen loopen. Voorts is het huijs van den drost zeer groot en heeft een zeer ruijm uitzicht. In 't bosch zijn schoone wandelingen en laanen, voorts heeft men er ook schoone laanen aan de Tublijger weg die zondags bijzonder door de lieden uijt de stad bewandeld worden. Men heeft er ook nog enkelden stukken weijland, maar de koebeesten zijn er miserabel mager in deze quartieren, en de zoogenaamde vette kalven slagt men in dezen streken als ze een dag of 3 oud zijn het welk maakt dat men ordinair kalfs schijfjes in miniatuur krijgd. En die wegens het vet de maag niet zullen bederven. s'Maandags morgens den 12denMeij vertrokken wij ten half een van Ootmarsum op Noordhoorn dat een zeer aardig net stadje is leggende in het Bentheimsche waarin verscheijdenen huijzen op Hollandsche wijze gebouwd zijn en zommige zelf met groote ruijten en over 't geheel is het er nog al zindelijk. Vandaar reeden wij op het dorp Lhona, leggende in een aangenaam bosch in het Munsterschen alwaar wij aan de wagen het beeld van Christus aan het kruijs zagen. En op het kerkhof op de graaven grote kruijzen. Vandaar reeden wij op Scheftrop een dorp leggende aan de Eems welke rivier het minstense van het Pruisische scheid, over die rivier vaart men met een pont van deze plaats lagd Lingen, een quartier uur gaans dus wandelden wij van Schefstrop na Lingen door een zeer groene laan dat een aangenaame wandeling is.

Wij kwamen ten 1 uure in den stad, welke gelijk de meeste steeden in dezen oord niet zeer modern is. De deuren van de huijzen zijn er zeer groot zoo dat men er een ruijme ingang in heeft, 't welk voornaamelijk is door dien de meeste menschen haar eijgen koebeesten houden om de melk en daar van weer hun eijgen boter maaken, voorts heeft ieder zijn eijgen tuijn, daar in hij zijn eijgen voorraad voor een geheel jaar moet verzorgen, want ieder zorgd hier maar voor hem zelf. Men heeft hier nog zoogenaamd weijlanden. Maar ze moeten er niet veel op doen, door dien men die koebeesten s'middags ten 12 uur thuijs haald om ze dan wat koolstruijken of zoo dergelijke kost te geeven, voorts kan men over de kundigheeden van die magere dieren verdeelen en men ziet dat dezelven van 't land koomende zig verzaamelen op de markt en dan daar afscheid van malkanderen neemende gaan zij zaam twee aan twee ieder hun eijgen logement opzoeken. D'Environs Van Lingen zijn zeer aangenaam, bijzonder die weg na Schefstrop. In de stad heeft men een ruijme markt, een groote kerk en 't stadhuijs voorts een collegia van proffessoren in onderscheidene vakken. Wij logeerden te huijze van Proff. Sieningers in de theologie, welke gehuwd is met den dochter van den Oberbugemeister Bedihand. Het zijn zeer vriendelijke en obligante menschen waar wij een zeer goed logement gehad hebben en een vriendschappelijke conversatie.

Dingsdag den 13den Meij

voor den namiddag buijten de stad gewandeld onder anderen op het kerkhoff waar agter een dennebosje is. In het welke zaturdag den 10den Meij begraaven is: de raad pensionaris van Holland M:L:P: van de Spiegel op wiens graf een zerk met een perramide gezet zoude worden van Bentheimer steen met een ijzer hek daar om heen, het welk te Giethuijs gemaakt wierde.

Woensdag 14 Meij

hebben wij voormiddag gewandelt in het bosch van de heer Ziegler en namiddags thee gedronken bij Mevrouw ten Noever die in een zeer groot huijs woond. En daar het zeer proper was.

Donderdag den 15den

gewandelt in het bosch van Proff Von Vinken en thee gedronken in de herberg de Papiermole genaamd op de weg na Schefstrop daar het zeer aangenaam was. En wij door een digt beplant prieel voor den zon beschut zaten, z'avonds hadden wij het genoegen te souperen in ons logement met den Oberburgemeister Bockhaus dat een zeer vriendelijk mensch is, beneevens den Proffes. Von Vinke en den ontfanger Lucas.

Zaturdag den 17den Meij

reeden wij met een wagen s'morgens 5 uur na Bentheim en kwamen daar ten 11 uur door een breede laan. Wij naamen onze intrek in 't posthuijs geleegen op den steenen berg bezijden het kasteel. Wij hadden daar een groote kamer die een schoon uijtzigt had. De menschen uijt het logement waaren zeer vriendelijk bijzonder de broeder van de casteleijn die zig de moeijte gaf om zelf met ons het een en ander te gaan bezigtigen. Wij aten dien middag daar met Graaf Van Regteren tot Almeloo.

Namiddag zagen wij het kasteel of slot het welk door den oorlog in 1795 verwoest is, zoo dat er bijna niets anders als den muuren en 't geen er stond en van steen is is blijven staan; daar het te vooren een vorstelijk gebouw was dat zeer proper onderhouden wierd. Men vond er onder anderen een capel die 14 jaar voor Christus geboorte gebouwd is. Bezijden het kasteel ziet men een zeer hoog gegroeijden staan, welke het duivels oorkussen genaamd word, voorts is dit kasteel gebouwd op een zeer hooge rotsteen - zoo dat men hetzelve te Ootmarsum 5 uuren van daar liggende met het blote oog kan zien. Wij zagen verder een steengroeve waar uijt de Bentheimers steen gehouwen word welke daar in die bergen groeijd. Wij gingen daar midden in en zagen die lieden daar in arbeijden waar van men deze bijzonderheid verhaalt dat die menschen die in zulk een rang werken ordinair met hun 40s jaar sterven. En dan meestal swaare klijachtige stoffe foumineeren en dan in weijnige dagen sterven. Voorts is aan den plaats Bentheim niet veel. Maar de environs zijn er schoon, en door zijn steengroeven zeer vermaard.

Zondag den 18den Meij

reeden wij ten 8 uuren van Bentheim op een overdekt karretje dat niet zeer hoog was. En dus wat moeijlijk om er zagt op te zitten, na Steinfurth daar wij ten 11 uure kwaamen, en namen onze intrek in 't logement de Kroon.
Het is een aardig stadje. Er wonen ook Joden, Er zijn veele winkels, men heeft er 2 gereform: een Joodse synagoge en 1 roomse kerk een Maltezer Commanderie. Er zijn 3 gereformeerde predikanten. Men heeft er ook nog een gymnasium en een athaneum Illustra. Een stadswaag en buijten de stad bleekerijen. Buijten de stad is het buijtengoed of lustplaats van de graaf hetwelk Banjo genoemd word. Men gaat van de stadlaan na toe door een zeer digte allee van hoge eijkenboomen zijnde uur lang. Men vind op de plaats veele bijzonderhedden als:

1 Een gotthisch gebouw 't welk de eetzaal is.
2 Een concertzaal welke prachtig is, alles zwaar verguld, waarin christalijne kronen hingen en rontom met spiegels tussen de raamen aan de eene had men een beeld met een harp en aan de overzijde een grot werk 't welk een cascade is en waar van het water van booven naar beneeden vloeijd door verscheijdene canaalen als vogels enz en van onder als fonteijne opspringd onder andere uijt kikvorschen dien op de grond leggen.
3 Een ovaalswijze capel, zeer kostbaar en proper van binnen, wit geschilderd en zwaar verguld waarin ook een orgel. En een coepeltje van booven rontom met glaazen. In de zelve word door een hof prediker van de graaf geduurende zijn buijten verblijf zondags gepredikt.
4 Een Egyptische toorn 500 trappen hoog. - of 204 voet - waar wij even booven aan zijn geweest 't welk een onbegrijpelijk uijtgestrekt uijtzicht had. In dezelve is een zeer groote waterbak waarin het water gebragt word door een rad daarneevens staande het welk 104 voet in zijn diameter is en dus ruijm 320 voeten in zijn omtrek.
5 Een steenberg waarin de Bentheimer steene groeijen die tot borsting van huijzen of rotze op de plaats gebruijkt worden waardoor men ook verscheijdene rotzen vind waar door men onderheen wandeld.
6 Een Chinese tempel die voor een verfrissing des morgens gebruijkt word.
7 Een zeer schoone paardestal voor 20 paarde vervolgens gaat men door een zogenaamde poort in een bosje waar in Diogenes zit in een vat hebbende eenige boeken bij zig heeft.
8 Nog een ruine of overblijfzel van een heijdense afgod tempel waar in aan de heijdense goden geofferd is.
9 Heeft men vijvers waar over de graaf met een chinees tentjagt vaarde om de groote fonteijnen te laten springen wanneer zondag avonds het concert op Banjo is.

Men heeft in de stad ook nog een naturalia cabinet van de graaf waarin een bibliotheek, voorts schilderijen allerleij etzen, zeegewassen, paarlschelpen, waar in nog paarlen zaten, allerleij hoorns, 2 velle van menschen die bijzonder waaren doordien zij zoo dik waren als een koehuijd bijna op het eene kon men nog een lidteken zien van een brandmerk dat de overledene op zijn rug gekregen had als paardedief zijnde de form van een hoefijzer, voorts vind men er nog een cabinetje, de orgineele geuze nap waar uijt de graaf van Hoorn, de graaf van Egmond en de prins van Oranjen elkander toedronken en zig verbonden om voor vrijheid en godsdienst alles op te zetten en zig van 't overheerschende geweld van Spanje te ontslaan. Voorts vind men er de origineele goude ketting welke de graaf van Hoorn gedragen heeft ter dier TP aan welke ketting hing de bundel en pijlen en 1 geuze napje voor welke origineel geuze nap en goude ketting aan een van de graave van Steinfort geboden is zestig duijzend gulden voor het cabinet van de Prins van Oranjen.

Maandag den 19den Meij

vertrokken wij s'middags ten een uur van Steinfort na Munster waar wij ten 7 uur arriveerde en onze intrek naamen in 't logement de Koning van Engeland bij Gerbolet. Men gaat van Steinfort eerst 2 uuren door een veld of zoort van heijden en dan langs een water dat het Canaal genoemd word dat een mooije weg is. En veel overeenkomst heeft met de Leijdschen vaart.
De gebouwen in Munster zijn particulier en anticq veel met boogen uijtgetimmert zoo dat het boovenhuijs merkelijk voorwaard staat en rust op dikke pijlaren eeven gelijk te Amsterdam de beurs. - met bogen zoodat men onder dezelve wandelt langs de huijze dat veel winkels zijn, op veele der huijze vond men boovenop beelden van deeze en geene heijligen. Men heeft er verscheijdenen roomse kerken waar van de Domkerk uijtmunt in beelden, schilderstukken autaren.

En een overheerlijk schoon orgel, voorts een uurwerk 't welk gelijk een planetarium is, waar van men zegd dat men om de bijzonderheid van dit stuk en de geleegenheid aan den maker te beneemen om den gelijke meerder te maaken men hem de oogen had laaten uijtsteeken, waar door dien mensch zeer verbitterd zijnde een list bedagt om het werk weer onbruijkbaar te maaken bijzonder de werking der planeeten, voorgeevende dat hij nog iets wist tot meerdere volmaaking van het werk. Maar nu door het gemis van zijn gezicht daar toe buijten staat was. Hij wierd daar toe intussen sterkste verzogt hij mogt zijn pogingen daar toe aanwenden en 't op het gevoel te doen. Hij dus geleegenheid hebbende om hun daad te vergelden nam dit aan en inplaats van het werk te volmaake, maakte hij door eenige haamerslagen zoodaanig in wanorde dat men het door niemand is hersteld kunnen worden.
Men zegt ook nog dat in deeze kerk iets bijzonders is het welk aan ieder niet vertoond word. Men noemt het Een waarteeken. Het is de afbeelding van een schaap, een aap en een zwijn, met dit bijschrift:

Met schaaps klederen gaan wij
Aapen zijn wij - en
Als zwijnen leeven wij

Op het gemeld uurwerk ziet men-

De dood die met een hamertje op de klok slaat; de tijd die een zandloper omkeert en een man die elke slag op een bazuin blaast. Onder de beelden die men er vind munten uijt Christus in Getzemanae ondersteund door een engel en een welke den heijland den drinkbeeker toereijkte.
Wij zagen voorts het kasteel of paleijs van den keurvorst dat uijtermaten pragtig is van meubelementen, behangzels stukadoor-werken en bijzonder overheerlijke geschiedende pourtraiten leevens-groote van de elkander opvolgende Keurvorsten en bisschoppen. Boordvullende andere kostbaare vertrekken munt uijt Een pragtige bal of danszaal ovaalsgewijze rontom met christalijne kroonen op vergulde pedestallen voorts heeft men op dit kasteel een capel of kerk met een altaar zeer proper. Waar in ook uijtmunt de afbeelding van Christus aan 't kruijs uijtneemend geschilderd op een donkere grond verbeeldende drie uurige duijsternis.

Agter dit paleijs is een schoone thuijn met aangenaame wandelingen en slinger laanen en in het midden een vijver die aanmerkelijk laager ligt en waar namen van verscheijdene zijde nederwaarts afgaat leggende dezenve als een kom middenin. Bij dit kasteel is een zeer ruijme plaats of veld alwaar de parade is van der Munstersche troepen is, welke wij ook hebben zien optrekken nadat welke, wij het stadhuijs bezigtigden dat juijst niet zeer brilland is maar 't bijzonderst dat men er vind is de afbeelding van de perzoonen die als afgezanten in Ao: 1645 gezonden waren tot het sluijten van de Munsterse vreede alle naar het leeven geschiedend onder andere de afbeelding van Lodewijk de 14den koning van Frankrijk, toen 14 jaar oud zijnde, had toen een zeer goed phisiomie, en zijn haaren krullend om 't hoofd, voorts zagen wij nog de Uberwassende kerk en de Lambert kerk, alle sterk versierd met beelden altaren en schilderijen.

Aan de tooren van de Lambert kerk ziet men nog 3 ijzere kooijen waar in eertijds de 3 berugte wederdoopers Jan van Leijde Bregting en Knippendolling gezeten hebben, welke die geheele landstreek in oproer gebragt hebben zig een geheele aanhang maakende dog naderhand tegengegaan en overwonnen zijn bij de Aanneming van Munster gevangen genoomen en toen met hooning en stroop besmeerd in die kooijen zijn gezet daar zij dus deerlijk gekweld wierden van den vliegen en bijen en een elendig eijnde hadden. Voorts hebben wij nog gezien het klooster der barmhartige gesticht door Clemens Augustus die daar ook veele goude en zilvere geschenken aan gegeeven heeft. In het zelve hebben wij veele kostbaare kleederen in goud en zilver geborduurd gezien hebben welk de priester op onderscheijdene tijd en geleegenheden bij het doen van de missen, voorts veele goude en zilvere kruijzen beekers lampen wierookvaten schelletjes enz. Voorts heeft men er een mooije kerk in. Vandaar gingen wij na het Clarisse klooster zijnde een nonnen klooster waar men niet anders te zien krijgt van de perzoonen die daar in geloogeerd zijn als een oude non daar het vuur van wellust al in verdoofd is deze oude non was gekleed zoo als de anderen aldaar in een zeer grof kleed dat hun van de schouders tot de grond geheel bedekt in de manier van een schandlooper of groote mansjas die zij over het naakte lijf dragen. De couleur van dit kleed is grijs - zeer eenvoudig zonder de minste weereldlijke pracht. Het zijn zoo veel als bedelnonnen die zig geneemen moeten van het geld dat zij bij de straaten opzaamelen. In dat klooster is ook een mooije kerk, voorts zagen wij nog het Capucijner klooster waarin men bedelmonniken ziet deeze gaan barrevoets, een zool onder de voet met een koord er om gestrengeld, hun kruijn kaalgeschooren met lange baarden ook gekleed met een donkerbruijne saaije kleed rondom digt met een groote kap agter op de rug om het naakte lijf in het welke zij slaapen en eens in 't jaar krijgen zij zulk een nieuw pak.

Voorts hebben zij om het zelve een koord met knoopen waar aan een kruijsen paternoster hangd, hun slaapplaats is ook niet pragtig dewijl zij op stroo liggen dat in een zak gedaan is.Verder zoo moeten zij in die kloosters winter en zoomer alle nagten van 12 tot 2 uuren en dan weder van 4 tot 5 uur in hun kerk koomen en dan weer van 7 uuren de geheele voormiddag.

Woensdag den 21sten Meij gingen wij s'morgens ten half 8 van Munster met een zeer mooij wagentje het welk gelijk bij ons een fargon is maar op 4 wielen en hetwelk door de casteleijn Gerbolt voor zijn plaisier gereeden word met 2 mooije paardjes. Wij kwamen ten half een te Glansdorf daar wij s'middags aten en vandaar reeden wij met een wagen met 3 paarden na Osnabrug waar wij ten half 7 aankwaamen en logeerden in de Roomse Keijzer.
De weg van Munster na Osnabrug is zeer schoon door hooge steenbergen maar hier vind men de wegen als bezaaijd met kruijzen en kapellen. Donderdag den 22e vertrokken wij s'morgens 6 uuren van Osnabrug over den berugten Schapenberg die zeer hoog en 2 uuren lang is, die zeer steenagtig is en wiens op en afgang dus moeijelijk en zeer stootende is over zeer groote steenen. Wij kwamen ten 11 uuren te Ippenbuuren 't welk rontom tusschen de bergen legd. Wij reden ten 12 uuren vandaar op Schafen en dronken daar thee en reeden daar vandaan ten 4 uuren op een zogenaamde overdekte wagen maar die in plaats op veeren of riemen te hangen een ordinair boerenwagen op hout was.

Wij arriveerden na dergelijk electrique schokken uijt gestaan te hebben en eenigzints door hemelsche dauw bevogtigd ten 7 uur te Lingen al waar wij vrijdags bleeven en daar op zaturdag den 24sten Meij s'morgens ten 6 uuren weder op rijs gingen over Oppencloeze zijnde een gehugt van weijnige huijzen leggende in een mooije laan tusschen bouwlanden van daar reeden wij op Radewinkel en Haanen na Herselake daar wij ten half 12 aankwamen en daar wat pannekoeken aten. Wij vertrokken vandaar ten 2 uur over Louwingen en Lastrop na Cloppenburg al waar wij ten 8 uur aankwamen en logeerden in het posthuijs. Deezen plaats noemd men een stad maar de huijzen zijn er miserbel den straat zeer morsig en onreijn, men heeft er voor den deuren kuijlen of rioolgaaten die zeer vuil zijn en waar omtrend men weijnig attentie schijnd te gebruijken om het wat op te knappen. Het logement daar wij logeerden had een schoone entree. Men kwam het eerst in de stal daar paarden en osssen, behalve de andere dieren die men er vond, waaren. Ten zijde ging men in een appartement dat onze verblijfplaats die nagt zijn zoude, daar vond men een ledikant zonder hemel en in plaats van deekens een zogenaamd dekbed- in plaats van matrassen stroo en een waterpot die meer na lood als na tin geleek en die daarenbooven vol bogten en buijlen was.

Zondag den 25sten Meij

vertrokken wij ten 6 uur vandaar over Leeten na Wieshauzen dat een net plaatsje is. En welk bij het inkoomen veel overeenkomst heeft met Steinfurth: wij kwaamen daar ten 10 uuren ontbeeten daar en reeden van daar half 12 na Breemen dat een zeer goede weg is en een half uur eer men aan de stad komt heeft men straatweg of zoo als men daar zegd chaussee het heeft een aangenaame entree. Buijten de stad heeft men goede weijlanden waar zeer veel paarden op waaren, na de stad rijd men vervolgens eerst over een brug die over de klijne Wezer legd en voorts over een brug die over de groote Wezer legd, welke de oude en de nieuwe stad scheid - op die gemelde rivier lagen verscheijden scheepen die eigentlijk geschikt zijn om de goederen van die met scheepen uijt zee koomen welke niet aan de stad kunnen koomen daar uijt te haalen en in de stad te brengen zoo veel als bij ons ligtens, zij hadden veel overeenkomst met de Friese turfscheepen door dien dat de luijken van booven schuijn tegen elkander opliepen. Wij arriveerden ten 6 uur in de stad en logeerden in het hotel van Oldenburg dat een goeden casteleijn was. En waar wij een zeer goede bediening hadden.

In de stad heeft men zeer groote huijzen, aanzienlijke gebouwen en de environs zijn ook zeer aangenaam, de wandelweegen zijn er zeer schoon. Men heeft er voornaame kooplieden die ook in zeer schoone huijzen woonen waar onder ook dat van de heeren A: en G: Kulenkamp & Zoonen aan wien wij door de HP: & A:de Montier gerecommandeerd waaren en van welke wij om onze rijs onbekrompen te kunnen voortzetten. Dertig Pruijssische pistoolen namen die na de couns f10 pr pistool bedroegen maakende dit dus Hollands courant driehonderd guldens. Wij gingen voorts het stadhuijs bezigtigen het welk een goed en ruijm gebouw is welk booven gedeelte voor de regeering gedestineerd is waar men groote vertrekken heeft daar de regeering vergaderd wier kleeding is in 't zwart met mantel en becien en alonsjes parwijk dit zij de raadsheeren, de regeering bestaat alle uijt gereformeerde perzoonen hoewel er de helft van de inwoonders Luthers zijn.

Onder in het stadhuijs is een zeer groote ruijmte waar in men lieden vind die met negotie zitten van galanterie waaren en printen en boeken. Men heeft er 5 kerken waar van de Domkerk door de Lutherse en 4 door de gereformeerden gebruijkt worden. De domkerk is zeer groot heeft een zeer mooij orgel instrument en nog veel beelden en schildereijen van de roomse tijden op het choor heeft men ook een groot autaar daar het nagt maal bediend wordt en op het autaar staad op een bord geschreven de woorden van de instelling des avondmaals onze heere Jezus Christus in den nagt in welke hij verwoord Wierd het brood enz: voorts is dit autaar als in een tempel op pijlaaren nu staande.

In deze kerk heeft men een kelder die de bleijkelder genaamd word welk den eijgenschap heeft dat de lijken er niet in vergaan maar verdrogen zoo als men daar in eenige lijken in kisten nog zien kan waar van zommigen 400 jaaren in gestaan hebben en die dus veel gelijk hebben met gedroogde schoenen.

Onder het raadhuijs heeft men de zoogenaamde raadskelder zijnde een plaats waar in zeer oude Rinse wijn legd, onder andere 12 vaten welks ouderdom men bijna niet kan bereekenen, deeze worden genaamd de 12 apostelen zijnde alle groote oxhoofden. In die kelder zijn kamertjes waar in men met gezelschap kan zitten om een flesje Rinse wijn te drinken, agter deeze kelder heeft men nog een verwelfd vertrek dat iets bijzonders heeft, 2 perzoonen kunnen op een afstand van 12 voet of daar omtrend in een schuijnse linie met elkander spreken, zonder dat iemand der aanweezende er iets van kan verstaan en dat nog wel te meer ruglings na elkander staande zelfs kan men in de eene hoek een horloge hooren tikken dat in de andere hoek tegen de muur gehouden word.

De beurs te Breemen is een overdekte plaats rustende op pijlaaren aan beide zijden half zoo groot als onze beurs. Het museum of naturalie kabinet is een tamelijk groot gebouw waarin men veel opgezette vogels en andere dieren zelfs tijgers en ijsbeeren vind voorts allerleij hoornen, schelpen en vreemde gediertens. Op de markt ziet men een zeer groot beeld hetgeen men de groote Roeland noemd hoewel het juist niet veel bijzonders is. Voorts heeft men er een vismarkt en groenmarkt.

Dingsdag den 27den Meij

vertrokken wij s'morgens 5 uren van Breemen over Ottensberg Rodenberg Tosteden op Haarburg het welk 22 uuren van Breemen is, alle met open wagens treffende wij dien dag zeer goed weer. Wij kwamen ten half 12 s'nagts te Haarburg en logeerden daar in de Gouden Engel.

Woensdag 28 Meij

gingen wij s'morgens half 7 over de Elve met een open schuijt dat veel overeenkomst heeft met onze koeschuijten na Hamburg dat was een verfrissing daar wij in 3 weeken zulke een ruijm water niet gezien althans niet op gevaaren hadden. Het was aangenaam stil weder en het gezicht op de Elve heeft veel overeenkomst met het IJ te Amsterdam. Wij arriveerden ten 9 uur te Hamburg en naamen onze intrek in de Grossen Reichestrasse bij Nanz in 't logement de Stad London.
Na onze aankomst wandelden wij eerst na Altona en maakte een visite bij Ds Petrus Haack. Wij gingen met hem de environs van Altona bezigtigen die zeer schoon zijn. De stad Altona is groot, men heeft er veel groote huijzen, breede straaten, de stad legd zeer hoog zoodat de straaten zoo hoog leggen dat zij met de toppende masten van de scheepen gelijk zijn die op de Elve liggen. In de stad heeft men een groot raadhuijs, weeshuijs en andere gebouwen, scheeps timmerwerven, veele winkels en er is ook een commedie en het is er zeer levendig door de koophandelaren die er zeer bloeijd. Men berekend het getal der inwooners op dertigduijzend. Men heeft er een zeer mooije Maliebaan die zeer aangenaam is om te wandelen.

Buijten de stad heeft men een buijtenplaats die eertijds aan Abbema gehoord heeft en die nu tot een logement gebruijkt word waarop een zeer schoon gebouw staat en dat zeer hoog op een berg ligt en door slingende laanen na beneden gaat en dat een schoon gezicht heeft op de Elve. Men heeft er een zeer aangenaam beplante bosschagies het welk het Colebranders Hoff genaamd word. Voorts worden er in de stad zeer veel huijzen gebouwd, zoo als ook te Hamburg. En met de aanwas van 't vermogen neemd de weelde ook zeer toe. Op de Elve voor Hamburg leggen zeer veele scheepen van onderscheijdene groote en van allerleij plaatsen, de negotie is er zeer sterk egter nu wat minder als 2 jaar tevooren door de menigte bankcontanten hebben plaats gehad: waardoor het crediet aanmerkelijk verminderd is.
De stad is groot maar men heeft er weijnig ruijme straaten het is er veel al zeer digt bebouwd en zeer volkrijk, veel goederen en koopmanschappen bijzonder die over land van buijten in koomen worden op groote wagens in de stad gebragt hetgeen de passagie bijde wegen wat moeijelijk maakt.

In de stad heeft men een groote kerk genaamd de Michaels kerk waarin een groot orgel onder de kerk heeft men een verwelfde kelder die op zeer veele pilaaren rust en die een menschen lengte hoog is in dezelve heeft men grafkelders waar in de dooden begraaven worden. De tooren van de gemelde kerk is bij de 600 trappen hoog waar op men een overheerlijk gezicht heeft over de stad en over de Elve. De beurs is zeer oud en overdekt en na de tegenwoordige koophandel is dezelve te klijn want de helft van de menschen moeten hunne affaire voor de beurs op straat verrigten en is dus moeijelijk en ongeregeld.
Men heeft er ook een zogenaamde raadskelder gelijk te Breemen waar in weder zeer oude Rinse wijn bewaard word, voorts heeft men er nog een plaats ter wandeling die veel overeekomst heeft met de buijtekant bij ons het welk de Juffens steeg genoemd word waar zeer veel menschen wandelen. Buijten den stad na de kant van Altona heeft men een zeer ruijm plijn het welk men de Hamburger berg noemd grensende aan Altona en van welke zijde veel huijzen aan gebouwd worden en daar meest zeecapiteijnen woonen en waarvan een groot gedeelte tot de gereformeerden gemeente van Altona behooren.
Men heeft er ook een lijnbaan en een wagthuijs van de Hamburger Militaire. Voorts is de luxe en weelde zeer groot, de kleeding bijzonder van den vrouwen, opgeschikt en ijdel, den pragtige koetzen en leverijen trots aan elkander.

Donderdag 29 Meij

vertrokken wij s'middags 4 uuren van Hamburg met de schuijt op Haarburg dat een zeer aardig stadje is en waar van de environs zommigen nog al een Hollandse smaak zijn door water dat men hier en daar nog al vind. Men heeft er een groot slot behoorende aan Engeland. In de schuijt ontmoeten wij een heer genaamd de Beuns Stiermans die zig informeerde of wij Hollanders waren en doordien wij landsluijden van hem waren ons vriendelijk bij hem verzogt op de thee. Na het gebruijk van het zelve gingen wij met hem eens wandelen onder anderen in het bosch van de graaf Schuijlenburg. Na de wandeling aten wij bij hem en sliepen dien nagt in ons logement. De uijtneemende vriendelijkheid van dien heer waar meede hij ons recipieerde was zeer verplichtende.

Vrijdag den 30sten Meij

vertrokken wij s'morgens 6 uuren van Haarburg over Welle Solten tot Bergen waar wij s'avonds 9 uuren aankwamen en logeerden in 't zoogenaamde Posthuijs dat juijst niet zeer brilland was.

Zaturdag 31 Meij

vertrokken wij van daar s'morgens 6 uur over Zelt en dat een mooije stad is en schoone environs. Wij kwamen daar ten half elf en gingen vandaar ten 12 uur op Schillingslage en gingen toen met den open wagen onder een zwaare regen van 2 uurtjes na Hanover dat een zeer schoone stad is. Neemende onze intrek in het logement der Neueschenken dat een zeer groot logement is en waar men een superbe bediening heeft, het staat op een zeer groot plijn daar midden op een zeer groote fontijn staat in grotwerk en rondom een hek waarop verscheijdene beelden staan.

Zondag ogtens zijn wij in de gereformeerde kerk geweest en van daar na de parade van de Hanoverse troepen die alle zeer proper in 't rood gekleed zijn met gele opslagen en die een superbe vertooning maken. Er waren veele officiers waar van der voornaamste alle edelluij zijn onder andere was op de parade de zoon van de koning van Engeland Prins Adolph genaamd de militairen manouvreerden schoon en het muzijk was fraaij. De paradeplaats is een ruijm groot plijn als een laan aan beide zijde met boomen bepland. Aan het eijnde van dezelve ziet men een tempel rustende op 12 colommen en in het midden derzelven een borstbeeld van Leibnitz tot wiens gedagtenis dit monument is opgericht.

Vandaar bezichtigden wij het paleijs van Prins Adolph dat vorstelijk is in vertrekken en meubelementen; d'entree zeer schoon, men heeft in het zelve een vertrekje of kabinetje dat rontom van alle kanten met spiegelglaazen is waardoor men rontom de terugkaatzingen van de spiegels onderscheijden maalen ziet en die iemand frappeeren moet. Vandaar bezagen wij de koninklijke paarden stallen die zeer groot zijn waarin 290 paarden kunnen staan als alle de plaatse bezet worden. Onder de bijzonderheeden ervan is dat agter ijder paard een houten bordje hangd met de naam van dezelve en die van de neefs vader en moeder en 't jaar dat hetzelve gebooren is.
Agter deeze stal heeft men de manege dat meede een zeer groot vertrek is 12 raamen in de lengte en dat zeer proper is. Voorts zijn de koninklijk bedienden zeer proper en brilland gekleed in 't rood met zwaar van goud opgelegd passement. s'Middags wandelden wij na de koninklijke Garten of thuijn die zeer roijaal is, brede en ruijme laanen waar op men verscheijdenen fonteijnen heeft waar in een uijtmunt niet de pragt maar in werking deze springd 180 voet hoog en geeft een minuut quantiteid van 36 oxhoofden water op, de wandeling na deze garten en 't Herrnhaus daar bij gelegen is zeer schoon door een fraaije allee die wanneer men matig wandelt een half uur lang is.

Vandaar gingen wij na het slot Montbrilland zijnde de verblijfplaats des zoon van Prins Adolph dit legd tussen de stad en Herrnhaus in een aangenaame groene weg, zoodat Hanover om des selfs schoone gebouwen, breede en roijaale straaten die zoo vorstelijk aantoonen en de environs die zeer aangenaam zijn wel waard is gezien te worden.

Maandag 2 Junij

vertrokken wij s'morgens 6 uuren van Hanover met een wagen met 3 paarden op Handorf dat aan een berg legt dat een zeer aangenaam plaatsje is en waar men verscheijdene gezonderheids bronnen heeft en een badhuijs daar zoomers zeer veel menschen koomen om de bronnen te gebruiken. Men heeft daar toe zeer veel groote gebouwen tot logement voor de menschen zelfs een groote stal voor de paarden van die geene die met hun rijtuijg daar komen. Wij aten daar dien middag in d'Apotheeker en vertrokken van daar ten 12 uur op Minden over Stadhage, Bokkenburg en de Bokkenburger Closen, wij kwaamen er ten 7 uuren en logeerden in 't logement de Stad Berlin. De weg van Hanover op Neudorf was zeer slegt maar verder op veel beeter. d'Environs zijn schoone bergachtige gezichten en bouwlanden. Minden legd van deze zijde aan een berg en aan de andere zijde heeft men aangenaame bouwlanden.

De stad is niet mooij, de huijzen zeer oud en slordig, de weg miserabel eng en morsig. En er is niets dat iemand aan die plaats te sterk zou attacheeren. Men heeft er 3 roomse kerken, 1 gereformeerde en 1 Lutherse. Het mooijste dat er is is de Weezenbrug die een schoon uijtzigt heeft op de Porta Westphalius of de Poorten van Westphaalen zijnde een zeer ruijme opening tussen de bergen dat de eenige passagie is om uijt of in Westphaalen te koomen zonder de bergen over te gaan daar men buijten deze plaats in geheel Westphaalen geen een plaats heeft of men moet over de bergen gaan. Dit gezicht is dus zeer schoon en bijzonder omdat men het nergens anders vind.

Dingsdag 3 Junij

vertrokken wij ten 10 uur over Saldbergen op Herford dat een mooij stadje is van daar reeden wij ten 6 uur weer af op Bieleveld dat aanmerkelijk veel knapper en mooijer is als Minden. Men heeft er nog goede huijzen en breede straaten en dan is het er ook veel zuidelijker. Wij logeerden in de 3 Kroonen, d'environs zijn om de stad zeer mooij.
Men heeft er veel mooije tuijntjes en stukken land. Aan de eene zijde legd het aan de berg waar op nog een oud kasteel staat van buijten aan koomende schijnt de stad zeer klijn omdat men hem dan tegen de berg aan ziet en waar bij hij als wegzinkt zoo dat men nabij moet zijn om de huijzen en tooren onderscheijdelijk te zien. Buijten de stad heeft men nog groote velden die tot de linnen bleekerijen gebruijkt worden dat een schoon gezigt geeft.
Woensdag den 4den Junij vertrokken wij van Bieleveld s'morgens 9 uur over Hallen en Feltsmoet op Langerik waar wij s'avonds ten half elf aankwamen en logeeerden in 't Posthuijs.

Donderdag 5 Junij

vertrokken wij van daar ten 7 uur op Ipenburen daar wij ten 10 uur aankwaamen en daar aten en vertrokken van daar ten 12 uuren op Schafen daar wij thee dronken en reeden ten 4 uur van daar naar Lingen. Waar wij ten 8 uure aankwaamen.

Dingsdag 10 Junij

vertrokken wij weder van Lingen s'morgens 10 uure, kwaamen ten 2 uure te Noordhoorn en ten 4 uure te Ootmarsum.
Woensdag ogtend ten 6 uure vertrokken wij weder van Ootmarsum en kwaamen ten 9 uure te Almelo, ten 12 uure te Holten en ten 4 uure te Deventer. Voorts ten 7 uure te Appeldoorn, wij wandelden toen nog na het Loo en logeerden te Appeldoorn.
Vandaar reeden wij Donderdag ogtens ten half 6 door het Soelense bosch over Voorthuijzen op Amesvoort waar wij ten 12 uure kwaamen. Vandaar over Soest op Soestdijk waar wij ten half 2 waaren en van daar ten 2 uure over s'Graveland op Wesep. En kwaamen zoo ten half 7 te Amsterdam.

A:W: Boele

Zoo hadden wij dan onze rijs met genoegen volbragt, behoorlijk waren wij bij onze heenrijs van die geldmiddelen voorzien die wij tot de rijs zouden nodig hebben.
Alleen eene bijlage van driehondert guldens namen wij nog op bij de heeren A:G. Kulenkamp en Zoonen te Breemen om wat ruimer bij kas te zijn waar mede wij dan ook ten volle de kosten konden bestrijken en bij onze terugkomst er zelf nog iets van overhielden.
Dankbaar keerden wij terug vooral ook omdat onze gezondheid al dien tijd was bewaard gebleeven.
Dankbaar dat wij onze lieve betrekkingen ook alle mogten wederzien die zig met ons over dat wederzien hartelijk verblijden.
Nu en dan las ik dit journaaltje nog eens met genoegen ter herinnering van veele bijzonderheden die wij op veele onderscheiden plaatzen opgemerkt en aangeteekend hadden.

A. Joosting

Adriaan Willem Boele, gedoopt Kockengen 16 april 1702, overleden Amsterdam 8 maart 1782, hij huwt Kockengen maart 1725 Marrije Moerbeek, geboren Haarlem september 1706, overleden Amsterdam 26 april 1783, was een volle neef van Adriaan Joosting van moeders kant.
Adriaan Joosting geboren 12 december 1769, overleden Wageningen 8 november 1839.